Na mijn
onderzoekje vorige maand naar de kledingindustrie, ging ik zonder veel aarzelen
de uitdaging aan. Een maand geen kleding kopen. Hoe verliep dat uiteindelijk?
De afgelopen
maand doorkruiste ik bijna elke dag Hoog Catherijne, het grote overdekte
winkelcentrum dat een brug vormt tussen Utrecht Centraal en de binnenstad. Om
negen uur was het nog een doodse bedoening, om zes uur werkten de winkeliers
hun laatste klanten weg. Hoeveel broekjes zouden die dag verkocht zijn? Hoeveel
jurkjes zouden zonder nadenken over de toonbank zijn gegaan? Zelf werd ik door
mijn lange werkdagen geholpen in het niet winkelen, maar om eerlijk te zijn:
die enorme koopgoot elke dag doorkruisen nam mijn zin ook wel weg. Al die
rekken …
Begrijp me
niet verkeerd. Ik ben een meisje, een meisje dat van kleren houdt. Elke dag een
ander jurkje, zwijmelend voor etalages, zoekend naar inspiratie op straat, op
internet, in winkels. Toch kreeg ik daar deze maand een beetje een misplaatst
gevoel van. Telkens dacht ik aan de meren in Rusland die opdrogen door de
katoenindustrie; aan de mensen in Bangladesh, hardwerkend tegen amper loon.
Hoeveel zou het inkomen van die Utrechtse winkels verschillen met dat van de
kledingmakers in de verre landen? Voor het eerst maakte zelfs de summersale me
niet warm. Ik zocht naar andere manieren. Stap 1: Mijn kledingkast
uitmesten.
1 opmerking:
Goed stuk!
Een reactie posten