vrijdag 7 januari 2011

De eenzaamheid van de priemgetallen

Goede boeken evenaren met een verfilming is lastig, het gebeurt zo af en toe. Al helemaal met bestsellers heb je een probleem aangezien vele mensen het hebben gelezen en hun eigen beeld hebben gevormd. Als regisseur moet je zorgen dat ze hun eigen beeld willen laten vervangen door het jouwe en dat vergt een grote inperking van vrijheid. Regisseur Saverio Costanzo deed een poging met de verfilming van Giodarno’s ‘De eenzaamheid van de priemgetallen’.

Het verhaal gaat over twee buitenbeentjes, Mattia en Alice. In beide levens gebeurt op vroege leeftijd iets ernstigs waardoor ze beide getraumatiseerd hun adolescentie ingaan. Ze sluiten zich min of meer af van de wereld en bewandelen eenzaam hun eigen weg, totdat ze elkaar op de middelbare school tegenkomen. Ze bouwen een band op, maar zijn net als tweeling-priemgetallen: veroordeeld tot elkaars nabijheid maar altijd gescheiden door één even getal. De afstand valt niet te overbruggen, eenzaamheid blijft hen achtervolgen.

Costanzo volgt het verhaal maar gooit de chronologie nog verder op z’n kop. Abrupte overgangen, flitsende gebeurtenissen vormen de basis van de film. Van 1984 springen we over naar 1991 en dan weer terug. Vooral het eerste uur zorgt dit voor chaos en blijft het wachten op structuur, die komt in de tweede helft wanneer we eindelijk een beetje het verhaal onder de knie krijgen.

De film beslaat een lange tijd, vanaf de kindertijd tot Mattia als autistisch wiskundige en Alice als fotografe met anorexia. Beide zijn zo getekend en karakteristiek dat het een opgave was om een passend plaatje aan acteurs te maken, maar Costanzo pakte het goed aan. Hij koos drie Mattia’s en drie Alice’s die qua uiterlijk niet heel erg overeenkomen, maar allemaal een bepaalde ongrijpbaarheid uitstralen. Vooral de twee volwassenen, Luca Marinelli als Mattia en Alba Rohrwacher als Alice, zijn overtuigend in hun stemmen, blikken en manier van bewegen.

Costanzo noemt zijn film een ‘romantisch horrorverhaal’ en daar kan me wel bij aansluiten. De melancholie die in het boek door de mooie textuele beschrijvingen werd opgewekt, is in de film verandert in een harde treurnis. De combinatie van de beelden, geluiden en het verhaal zorgen voor een diepe ellende en af en toe doet het denken aan goedkope horror: spiegelscherven waarmee je jezelf kan snijden, fletse lichtbronnen en steriele ruimtes. Toch zijn er ook zachtere beelden, erg artistiek neigend weliswaar, zoals een verkleedfeestje in vele tinten en ingezoomde gezichtstrekken.

Drama is het resultaat wat ook wel begrijpelijk is voor de lezers van het boek. Toch mist de film de verzachting die Giodarno met zijn beschrijfkunst geeft. Deze ellende is zo duidelijk in beeld gebracht en het esthetische perspectief is dermate treffend dat je er gewoon naar van wordt. Goed, maar te hard.

Geen opmerkingen: